7 tips voor een geslaagd weekendje Breda

De Belgische travelblogger VetexBart heeft Breda bezocht en schreef daar een mooi artikel over:

Breda. Heel ver is het voor de meeste Belgen niet. En toch wordt de Nederlandse stad vaak -onterecht- over het hoofd gezien.

De binnenstad van Breda mag dan misschien maar een zakdoek groot zijn. Dat wil alleen maar zeggen dat al het leuks op een steenworp van elkaar ligt en je gerust alles te voet kan bereiken. Je kan het natuurlijk op zijn Nederlands doen en een fiets huren. Ik denk niet dat we meer dan tien auto’s hebben geteld tijdens ons weekendje in de Beste Binnenstad van Nederland 2017-2019. Onder de hashtag #brabantisopen zet de provincie vol in op enkele steden en evenementen om de gastvrijheid en rijkdom ervan tentoon te spreiden. Wij waren te gast in Breda. Neem pen en papier (of je smartphone) bij de hand, want wij geven je 7 tips om de grens over te steken naar deze charmante stad.

Oude hipperds

Oud of nieuw, het heeft allemaal een plaats in Breda. Een van de meest veelzijdige ervaringen tijdens ons bezoek heet de Hip Ambacht Route. Deze wandeling -gegidst of op je eigen tempo- leidt je langs verschillende -duh-ambachten die zich concentreren in negen straatjes. Het woord ambacht heeft een oubollige bijklank, maar dat cliché veegt deze route toch volledig van tafel. We spreken met de uitbaatster van L’Ago B, een design winkel die onder andere Nespresso capsules (!!!) tot sierraden verwerkt. We kijken met verbazing toe hoe in Drogisterij Lamersalles er nog uitziet zoals in het begin van de 20ste eeuw, maar er vooral jong volk over de vloer komt. En we eten een heerlijk stuk Appelfris – wat een heerlijke benaming – bij Banketbakkerij Van Haaren. En ik mag zeker niet ons bezoek aan tapijten (jawel!) Van Aalst en het miniaturen- en poppenmuseum vergeten. Vooral dat laatste charmeert ons Belgen blijkbaar, volgens onze gids Barbara. Wie ben ik om dat tegen te spreken, want ik heb minuten staan staren naar die kleine meesterwerkjes.

etc… etc…

Kijk voor het hele artikel even op de site van VetexBart.

Onze man in Teheran

Ook zo genoten van de vierdelige documentaire ‘Onze man in Teheran’ van Thomas Erdbrink bij de VPRO? Het deed mij terugverlangen naar dat mooie land en zijn gastvrije bewoners. Veel momenten van herkenning tijdens het bekijken van deze serie, maar ik ben bijna opgelucht dat ik niet op de hoogte was van alle gevoeligheden die er speelden.

Het was een zonsverduistering die Thomas Erdbrink (38) jaren geleden naar Iran bracht, nu is hij er getrouwd met een pittige fotografe, en een van de laatst over gebleven westerse journalisten in een land dat altijd ruzie heeft met de rest van de wereld.

‘Onze Man in Teheran’ heeft een leven als een computerspel, vol valkuilen en gevaren, in Iran waar alles anders lijkt dan we dachten. Erdbrink, die vloeiend Perzisch spreekt, gaat in de vierdelige serie Onze man in Teheran voorbij aan de bekende clichés van boze baarden en vrouwen in het zwart, en geeft een unieke blik in het moderne Iran, waar vrouwen vaak de broek aan hebben en waar je een executie kan afkopen.

Ik prijs me gelukkig dat er in tijdens mijn bezoek nog wèl water stroomde in de Zayandeh rivier in Isfahan, dat is nogal een verschil. Er valt zoveel moois te zien in Iran, dat ik er graag nog eens terugkeer. Maar tot die tijd zullen we het met de plaatjes moeten doen!

Het Ardebil tapijt in Londen

Het bekendste tapijt ter wereld is het “Ardebil tapijt”, vernoemd naar de stad Ardebil in het Noord-westen van Iran. Het tapijt is gereed gekomen in 1539-1540 en was onderdeel van een zogenaamde ‘Joft’, twee maal een zelfde exemplaar. Shah Tahmasp, heerser in Iran tussen 1524 en 1576, was de opdrachtgever voor het tapijt dat moest komen te liggen in het heiligdom van een van zijn voorvaderen, Shaykh Safi al-Din (overleden in 1334). Het tapijt is meer dan 300 jaar gebruikt. De uitzonderlijke schoonheid en afmeting van ongeveer 10,5 bij 5 meter maken het tezamen met de historische betekenis tot het meest belangrijke tapijt in het Victoria & Albert Museum in Londen. Het andere tapijt ligt in het Los Angeles County Museum of Art.

Aan één zijde van het tapijt is een inscriptie geknoopt van vier regels. De eerste twee regels zijn een poëtisch citaat dat naar het heiligdom als plaats van toevluchtsoord verwijst:

Except for thy threshold, there is no refuge for me in all the world.
Except for this door there is no resting-place for my head.

De derde regel is een signatuur “Het werk van de slaaf van het portaal, Maqsud Kashani”. Maqsud was waarschijnlijk de hofambtenaar belast met het produceren van de tapijten. Hij was niet noodzakelijk een slaaf in de letterlijke betekenis van het woord, maar probeerde hiermee nederigheid uit te drukken. Het woord “portaal” wordt voor een koninklijk hof of een heiligdom gebruikt.

De vierde regel bevat datum 946 van de Moslimkalender, gelijk aan 1539 – 1540.

De twee Ardebil tapijten lagen nog steeds in het heilgdom van Shaykh Safi al-Din in 1843 toen het werd opgemerkt door twee Britse bezoekers. Een jaar of 30 later werd het heiligdom getroffen door een aardbeving en werden de tapijten verkocht, waarschijnlijk om fondsen te werven voor de restauratie van het heiligdom. Ze werden gekocht door de firma Ziegler & Co, tegenwoordig wel bekend als de naamgever van de zogenaamde Ziegler tapijten. Tijdens het herstellen van de tapijten werd delen van het ene tapijt gebruikt voor de andere, resulterend in een compleet tapijt en een tapijt zonder randen. Na vele omwegen belandt het complete tapijt in het V&A Museum, dat het in 1893 aankoopt voor £2000. Het kleine tapijt wordt uiteindelijk in 1953 geschonken aan het Los Angeles County Museum of Art.

De ketting- en inslagdraden in het tapijt zijn van zijde, de polen zijn van plantaardige geverfde wol. Per vierkante meter heeft het tapijt ongeveer 530.000 knopen. Het voordeel van zo’n hoge knoopdichtheid is dat de details goed zichtbaar zijn, het is echter wel zeer tijdrovend. Er is een Perzische knoop (ook wel asymmetrische) gebruikt. Een team van vaardige knopers is jaren bezig geweest met de fabricatie van het tapijt, soms met 10 man tegelijk.

Als u het Victoria and Albert Museum wilt bezoeken, klik dan hier voor informatie. Het is 10 minuten lopen vanaf Harrods!

Wandtapijten in Beaune

Beaune ligt in het departement Cote-d`Or en is een belangrijk toeristisch centrum in het hart van Bourgondië, was tot in de 14de eeuw de residentie van de hertogen van Bourgondië. Het stadsbeeld wordt bepaald door talrijke gebouwen uit de middeleeuwen en de renaissance. De stad is vooral vermaard om het voormalige hospitaal Hótel-Dieu in 1443 gesticht door Nicolas Rolin, kanselier van Bourgondië, die een deel van zijn aanzienlijke fortuin besteedde aan liefdadigheid en aan kunstwerken. Als een van de centra van de bourgognewijnbouw heeft Beaune een wijnmuseum, ondergebracht in de voormalige hertogelijke residentie.

Het voormalige armenhuis Hôtel Dieu is een mooi voorbeeld van Bourgondisch-Vlaamse bouwkunst. Tot 1971 was het in gebruik als ziekenhuis, sedertdien is er een bejaardenhuis in gevestigd. De uit decoratief oogpunt opvallendste elementen aan het overigens vrij sobere exterieur zijn de daken met hun kleurrijke, in geometrische patronen gelegde bedekking en hun vele met pinakels bekroonde dakkapellen. De gebouwen, met houten gaanderijen, zijn gegroepeerd rondom een binnen plaats met een oude put. De grote, 52 m lange ziekenzaal, Grand’ Salle of Chambre des Pauvres, met polychroom houten dakstoel wordt door een houten afsluiting, later vervaardigd, in een imitatie van de gotische stijl, gescheiden van de kapel. In de kapel, die in de 19de eeuw werd gerestaureerd, herinnert een koperen plaat aan Guigone de Salins, echtgenote van Rolin en medeoprichtster van het Hôtel-Dieu.

Het complex bevat een museum, waarin een apart hiervoor gebouwde zaal de beroemde polyptiek of veelluik Het Laatste Oordeel van Rogier van der Weyden geëxposeerd is. Het stuk was in 1443 door Rolin bij de Vlaamse kunstenaar besteld ter opluistering van het altaar in de Grand Salle, waar de zieken in bed de mis konden bijwonen. Het altaarstuk behoort tot de hoofdwerken van de 15de-eeuwse Vlaamse schilderkunst. Naast de polyptiek bevindt zich het lange wandtapijt der “duizend bloemen” van de legende van Sint Eligius (zie hierboven), dat door zijn techniek en zijn kleuren het vermaarde werk van de Vrouw met de Eenhoorn van het museum van Cluny uit de zestiende eeuw oproept. Deze legende verhaalt van de zeer hoogmoedige Eloy, die het been van zijn paard afhakte om het sneller te kunnen beslaan en dit niet meer heeft kunnen herstellen.

Een bijzondere vermelding verdienen uiteraard ook de andere wandtapijten in het museum, waaronder die van het echtpaar Rolin, met hun wapens, de initialen G en N en het devies ‘Seulle’ , teken van trouwe aanhankelijkheid van Rolin aan zijn vrouw. Overigens heb ik de foto’s zonder flits in donkere ruimtes moeten nemen, dus niet alle foto’s zijn even scherp als ik zou willen.

De grootste serie die uit Doornik komt en geweven werd in het begin van de zestiende eeuw, schildert in zeven taferelen de parabel van de Verloren Zoon. Een andere serie wandtapijten die in Brussel werd vervaardigd op het einde van de zestiende eeuw verhaalt de geschiedenis van Jacob.

Er hangt 1 tapijt uit Aubusson, gemaakt aan het einde van de 17de eeuw van wol en zijde. Het is een voorstelling van kinderen, aangekleed als Louis XIV soldaten, die in het park dansen (de “ronde dans der jongelingen”).

Wandtapijten Aubusson

Aubusson is een klein, mooi stadje met een aantal huizen uit de 16e en 17e eeuw. Het wordt wel de hoofdstad van de tapijtweefkunst genoemd. Waarschijnlijk is de industrie uit Vlaanderen geïntroduceerd door Maria van Henegouwen toen zij trouwde met Louis de Bourbon, graaf van La Marche.

De eerste tapijten werden ‘verdures’ genoemd. De naam is afgeleid van het Franse woord voor groen, ‘vert’. Deze 15e-eeuwse tapijten waren afbeeldingen van landschappen zonder menselijke figuren. Later in de 16e en 17e eeuw ontstonden wandkleden met mythologische, historische of religieuze voorstellingen.

In de dikwijls koude vertrekken waar deze kleden aan de muren hingen hadden ze een dubbelfunctie. Ze dienden niet alleen voor verfraaiing, maar ook als isolatie. In de loop der eeuwen werd deze tapijtweverij een grote industrie, die helaas een zware klap te verwerken kreeg toen Lodewijk XIV in 1685 het edict van Nantes vervallen verklaarde.

De industrie onderging een belangrijke ontwikkeling in de 19e eeuw door initiatieven van Jean Lurcat. Naast de zon en de kleur geel, gebruikte hij als inspiratiebron de ontwerpen van de schilder Cézanne. Ook ontwikkelde men een techniek om dunne stoffen te weven, die men gebruikte voor het bekleden van meubelen.

In het ‘Centre Culturel et Artistique Jean Lurcat’ is ”Le Musée Départemental de la Tapisserie“ gevestigd, het is uw bezoek zeker waard. Tevens kunt “La Maison du Tapissier” bezoeken, gevestigd in een 16de eeuws huis dat toebehoorde aan de familie Cornielle, een familie van meester tapijtwevers (Lissiers).

Wandtapijt ‘Apocalypse’

In het kasteel van Angers kun je het grootste wandtapijt ter wereld bewonderen, de Apocalyps. Voorpret kun je beleven met het volgende boek: Front and Back

Lodewijk I van Anjou liet tussen 1373 en 1383 een enormwandtapijt maken, het Tapisserie de l’Apocalypse. Tijdens de Franse Revolutie is er veel van verwoest maar 103 van de 134 meter bleef gespaard, verdeeld over 70 enorme panelen. De felle rode, blauwe en gouden draden illustreren de dramatische en onwerkelijke scènes van de Apocalyps (dag des oordeels) uit het bijbelse boek Openbaring van Johannes.